Creatief binnen elke context, met resultaat als doel.
Op deze pagina vertel ik over hoe het is om met Égards Uitvaart en als freelancer voor collega-uitvaartondernemingen uitvaarten te begeleiden.
–
24 september 2022
Vorige week begeleidde ik de uitvaart van Gerard Bik die ik in 1989, vlak na mijn examen op de Haagse kunstacademie, leerde kennen. Gerard zocht toen iemand om mee samen te werken bij grafisch ontwerpopdrachten.
Uitvaartbegeleider en grafisch ontwerper: zó dichtbij en nauw met elkaar verweven waren ze niet eerder. – Tijdens het ontwerpen van de rouwkaart heb ik het gevoel dat Gerard naast me zit, dat het weer begin jaren ’90 is. Alleen zit híj nu naast míj en zit ík achter het beeldscherm te schuiven met woorden en tekstblokken. Groter. Kleiner. Toch maar die andere kleur. Naar links. Naar rechts. Nog groter. – Eindeloos geduld. Toch iets meer naar rechts. Nachtwerk? Wat maakte het uit! Het resultaat telde; niet de tijd die we eraan besteedden.
Tijdens de week waarin ik met zijn vrouw, (inmiddels volwassen) kinderen en schoondochters zijn uitvaart vorm geef, begint het me te dagen en wordt me duidelijker hoeveel ik van Gerard geleerd heb. Ik: ontwerper, net van de academie en van het laatste jaar dat nog les had gekregen zònder computer. Hij: vormgever in bezit van één van de eerste Apple-computers en met een enorme interesse in de nieuwe techniek. Met opdrachtgevers in de culturele sector. Hij liet me schuiven met letters, interlinies, foto’s. Ik had de vrijheid om van alles uit te proberen. Hij zorgde dat het in de computer kwam, er uiteindelijk ook weer uitkwam en goed gedrukt kon worden.
Van Gerard leerde ik werken met QuarkXpress, Adobe Illustrator en -Photoshop. Al snel assisteerden we elkaar over en weer. 25 jaar lang. Tot 2014 toen ik een huisstijl, waarvoor hij de basis had gelegd, van hem overnam en verder uitwerkte (inmiddels in Adobe InDesign).
Tijdens het afscheid in de aula van het crematorium worden door de sprekers diverse kanten van het leven van Gerard belicht. Ik realiseer me dat ook hij, net als ik, eigenlijk erg eigenwijs was. Waarom heb ik dat nooit gemerkt. Ik realiseer me: samen-werking. We hebben nooit gebotst. Het wèrkte samen.
We noemden ons samenwerkingsverband een tijd lang ‘Bickox’. Met de vormgeving van zijn rouwkaart was het weer even: ‘Ontwerp: Erik Cox (Bickox, Den Haag)’.
–
–
1 maart 2022
‘Als hij zo van parkieten hield, is het dan misschien een idee om een foto van één van zijn parkieten op de voorkant van de rouwkaart te zetten?’
‘Ja, dat is eigenlijk helemaal zoals hij was.’ ‘Of er een foto is..?’ ‘Nee, die is er niet.’
‘En deze uit de beeldbank, zou die geschikt kunnen zijn?’
‘Eigenlijk niet. Kijk hier, zoals deze speelgoedparkiet, die is van hem en die vond hij heel leuk.’
Een bezemsteel, om de parkiet op te laten zitten voor de foto, is er niet. Maar de wandelstok van de overledene is er wel; met rood en wit tape beplakt omdat hij slechtziend was geworden. Die stok hoeft niet te blijven staan in de hoek bij de bank en wordt de zitplaats voor de speelgoedparkiet (hoewel hij daar, terwijl ik de foto’s maak, regelmatig vanaf valt en op het nippertje opgevangen kan worden). In de keuken vinden we niet alleen een egale achtergrond maar daarin ook een fraaie weerspiegeling van het uitzicht uit het raam. – Zo komt een speelgoedparkiet, zittend op een rood-witte stok, op de voorkant van een rouwkaart.
–
–
29 januari 2022
In 2005 overleed een goede kennis van me. Met grafisch ontwerpen hadden we contact en werkten we samen. Hij maakte illustraties, was schilder en ik volgde teken- en schilderles bij hem.
Er was alléén een kennisgeving van overlijden na de uitvaart. Lang heb ik het gevoel gehad dat hij nog leefde. In mijn ‘weten’ was er iets veranderd: met m’n verstand ‘wist’ ik dat hij overleden was, maar in m’n gevoel was er niets veranderd. Dat gevoel had geen ‘weet’ van zijn overlijden; zich van niets bewust was het stil blijven staan.
Bij het verzorgen van uitvaarten stellen nabestaanden mij vaak de vraag of ze nu wel of niet naar hun overleden dierbare zullen gaan kijken. Hoe ziet iemand er, na verzorging en kleden, uit? Wordt dat het beeld dat bijblijft? Is het beter om iemand niet te zien en te herinneren zoals die bij leven was? Ik belicht daarbij ook het ‘weten’ met het hoofd dat iemand overleden is en van het (on)bewust voelen, ervaren.
Onlangs, bij wel of niet repatriëren, waren dit ook de afwegingen. Niet alle familieleden konden afreizen naar het land waar het overlijden plaats had gevonden. Zij die wel konden reizen, mochten hun dierbare niet zien – de regels rond een overlijden aan COVID-19 waren er bijzonder strikt. Slechts een herdenking met gesloten kist werd hen toegestaan. Bij een overlijden aan het coronavirus in Nederland zijn er extra beschermende maatregelen, maar nabestaanden kunnen gewoon afscheid nemen.
Dertien dagen na zijn overlijden, kwam de overledene ’s avonds op Schiphol aan. In het mortuarium aldaar werd meteen gekeken naar de conditie waarin zijn lichaam was. De eerste berichten die ik aan de familie kon doorgeven, waren hoopgevend. En een paar uur erna kon ik ook zelf komen kijken. En kon ik de familie laten weten dat het bezoek de volgende dag door kon gaan.
Na twee weken kwam er rust. Dit bleek voor hen het juiste besluit geweest. Ze hadden hem nu toch kunnen zien. Het ‘weten’ was anders geworden; hij was er echt niet meer. En tegelijkertijd was het ook alsof ze hem weer een beetje terug hadden en de stap naar de uitvaart gezet.
–
–
10 januari 2022
Een indrukwekkende zwart-witfoto zet de toon voor de plechtigheid in de aula. De overledene loopt in een lichte zomerjurk over een weiland. Rechts staat een kampeertent. Het zal begin zomer zijn.
Ze is een jonge vrouw en draagt lage, witte pumps en haar linker been heeft ze net naar voren gezet. Ze kijkt ook die kant op; de foto uit, het verschiet in. Een stola, of korte cape, hangt losjes om haar schouders. Ze loopt met de armen ontspannen naast het lichaam tegen de zachte wind in.
De foto is vanaf een laag standpunt genomen: driekwart van de foto is lucht. En die lucht is volgepakt met wolken. Ze loopt er als een heldin uit het socialistisch realisme.
De oudste zoon vertelt over standvastigheid, over niet bij de pakken neerzitten en doorgaan. - Het onderschrijft de sfeer van de foto. Ook over haar vriendelijkheid en hoe over hoe goed ze het als moeder gedaan heeft. - De ‘kist’ van gevlochten wilgentwijgen weerspiegelt die zachte kant van haar.
Het laatste muziekstuk sluit aan en gaat over verder gaan en over groener gras aan de andere kant van de heuvels. Over de laatste horizon en een andere tijd.
–
–
21 april 2021
Als grafisch ontwerper streefde ik een eenduidige communicatie na. Met name bij een huisstijl was dat het duidelijkst zichtbaar. En de afgelopen week bleek het mogelijk om ook voor een uitvaart een ‘huisstijl’ te maken met de rouwkaart als basis.
Het scherm in de ontvangkamer van het crematorium: daar bleek meer mee te kunnen. En hierdoor kon het de genodigden, naast een directe herkenning qua beeld, ook een gastvrije bevestiging geven van ‘hier moeten we inderdaad zijn’.
Van het bordje bij het condoleanceboek naar, natuurlijk, de PowerPoint. Daar bleek ook meer mee mogelijk dan ik tot nu toe had gedacht. En verder dan ‘vormgegeven in lijn met de rouwkaart’.
Het kan passend zijn om, als uitvaartbegeleider, het woord van welkom uit te spreken, maar daarna… moet je dan nog wel in beeld zijn? Moet je de sprekers wel steeds komen aankondigen?
Door de PowerPoint kon ik op de achtergrond blijven; in de buurt, maar niet zichtbaar. De sprekers werden ‘aangekondigd’ door beeld. Zonder die meneer die niet bij de familie hoorde en die steeds kort wat kwam zeggen, was het helder wanneer er gesproken ging worden en wie dat ging doen. Het afscheid was daarmee van en door de familie - en door niemand anders.
En pas daarna was die meneer er weer om de genodigden, namens de familie, te bedanken voor hun aanwezigheid en hen uit te nodigen een laatste groet te komen brengen aan de overledene.
–
–
2 november 2020
Afgelopen week haalde een collega, samen met mij, bij de bloemist het bloemstuk op dat de nabestaanden besteld hadden voor op de kist. Zij had de uitvaart met hen voorbereid, maar kon zelf op die dag niet aanwezig zijn. Ik zou voor haar gaan waarnemen en we waren op weg naar de familie zodat zij met mij, vóóraf, kennis konden maken.
Er zaten vlinders in het bloemstuk gestoken. Buiten, in de natuur, dartelen ze licht rond. Bij een uitvaart kunnen ze symbool staan voor de ziel die het lichaam verlaat; zoals een vlinder, die uit z’n pop kruipt.
De collega had twee vlinders van hout bij zich ter grootte van een hand die, in plaats van de gangbare knopjes, op de deksel van de kist geschroefd konden worden. Ze wilde ze aan de familie laten zien. Om te gebruiken indien gewenst.
Op de dag van de uitvaart zaten ze aan weerszijde op de kist. Bij het hoofdeind. Ze stonden er elk wat losjes dezelfde kant op. Met gespreide vleugels.
Na de auladienst, in de ovenruimte, toen de kist langzaam omhoog kwam om ter hoogte van de deur van de oven te komen, gaven ze de zachte duw, die de metalen arm de kist gaf, een lichtheid mee. De kist leek bijna gewichtloos; de beweging naar de oven, een ontstijgen.
–
–
20 mei 2020
Vorige week, tijdens de voorbereidingen van de uitvaart, kwamen de bloemen ter sprake. Voor de overledene was haar tuin alles geweest. Dáár genoot ze van. Geen zomervakanties, alléén die tuin. De laatste jaren door haar zoon elk jaar vol met bloemen gezet. Zou het bloemstuk daar naar kunnen verwijzen?
We belden met de bloemist, op de speaker, en zo ontstond het idee om twee bloemstukken voor op de kist te maken. Eén voor de zoon en zijn vrouw. Eén voor de dochter, haar man en hun zoon. De basis voor beide stukken zou geel en wit zijn. Met voor het ene stuk blauw als accent, voor het andere roze. Door Hedera met elkaar verbonden.
Gistermiddag, tijdens de uitvaart was er één breedbeeld dia: de tuin van de overledene in de ochtendzon. Gistermiddag scheen de zon.
De aula van het crematorium heeft een weids uitzicht met veel groen. Die achtergrond liep door in die dia.
Ervoor de kist, waarvan de deksel geheel bedekt was met de ‘weelderig en luchtig opgestoken’ stukken. De vele bloemstukken rond de kist completeerden ‘de tuin’.
–
–
25 maart 2020
De koffie en cake: dàt was vandaag het opvallendste verschil tussen een uitvaartplechtigheid vóór en na de maatregelen die nu gelden rond het coronavirus.
Lang geleden werd bij een bezoek aan de graven van voorouders een maaltijd gebruikt en werd er soms ook eten meegenomen voor de overledene. Het was een teken dat de wereld van de levenden en de doden bij elkaar hoorden.
Dat vroegere dodenmaal evolueerde in de loop der eeuwen naar onze ‘koffie en cake’, of wijn en bitterballen: ze maken het mogelijk dat er contact is van mens tot mens door bij elkaar te zijn als je iemand verliest van wie je houdt.
Het afstand moeten houden: dàt maakte het condoleren van de nabestaanden letterlijk afstandelijk. Nu was het voor een ieder wel heel alleen.
–
–
29 februari 2020
Gisteren heb ik m’n laatste uitvaart namens de onderneming in Scheveningen verzorgd.
Ik heb die middag bij toeval iets ontdekt wat volgens mij belangrijk is. Vooropgesteld: het draaiboek voor de dag van de uitvaart volg je als uitvaartleider strikt en tot op de letter. Tijdens deze herdenkingsdienst van gisteren, sprak één van de kinderen bijzonder emotionele woorden van afscheid. En toen hij klaar was en naar z’n stoel liep, was ik het hele draaiboek vergeten… Ik liep naar hem toe, legde m’n hand op z’n schouder en zei iets alleen tegen hem. Daarna wachtte ik bij de microfoon, bedankte hem toen hoorbaar voor iedereen. Ik aarzelde, maar moest toen toch het woord overdragen aan de volgende spreker. Althans, dat dacht ik. Maar… het muziekstuk dat deze zoon voor z’n moeder had uitgekozen, moest nog..!
Na deze muziek heb ik kort uitgelegd dat ik door de aangrijpende woorden en het enorme verdriet, het draaiboek vergeten was en daarmee ook zijn muziekkeuze.
Naderhand bleek niemand het een probleem gevonden te hebben. Integendeel zelfs. Zijn verdriet en gemis was zó groot; ‘je bent als uitvaartleider toch ook mens!’ Merkwaardig genoeg werd het gewaardeerd juist zoals het gegaan was.
En, eenmaal thuis, bedacht ik me, wat me al vaker was opgevallen: waarom laat je na zulke intense woorden, iemand ‘gewoon’ naar z’n stoel lopen en start je dan maar ‘gewoon’ het volgende onderdeel op het draaiboek (muziek in dit geval)? Het maakte die keren op mij een bijna koele en mechanische indruk. Zo van: zó hoort het. Zó gaat het nou eenmaal.
Ik zal vanaf nu beslist nog steeds niet snel afwijken van het draaiboek. En een muziekstuk overslaan hoop ik nooit meer mee te maken. Maar in het moment erbij zijn, en als dat moment erom vraagt om even halt te houden, hoop ik dat ik de tegenwoordigheid van geest zal hebben en dan maar even niet meteen ‘gewoon doorga’ met het volgende onderdeel op het draaiboek.
En eind goed al goed. De zoon stuurde me ’s avonds nog een bericht om me te bedanken voor de steun die ze bij de uitvaart ervaren hadden.
–
–
22 februari 2020
De afgelopen week, bij de voorbereidingen, en vandaag, op de dag van de uitvaart, merkte ik hoe het contact met de echtgenote van de overledene, op een bepaalde manier, vertrouwd aanvoelde.
Ik heb geprobeerd dit gevoel te duiden. Want er is ook een onzichtbare grens waarvan ik gevoelsmatig precies lijk te weten waar die ligt.
En die grens – tussen dichtbij en niet te dichtbij – kan ik op dit moment het beste onder woorden brengen als dat ik er ‘met’ heel mijn hart ben, maar dat ik niet ‘in’ mijn hart ben; waardoor het onderdeel van mijn persoonlijke leven zou worden met de daarbij behorende gevoelens van bijvoorbeeld onmacht en pijn. Want dat gebeurt niet.
Het verdriet om het verlies van een dierbare, het ‘missen’ is soms bijna tastbaar. Ik sta wagenwijd open, ik ben een en al aandacht. En dat ‘wagenwijd’ dat klopt, ook als uitleg, en toch is het niet het juiste woord. Want in de kern sta ik er buiten.
Vlakbij, maar niet binnen.
–
–
31 december 2019
Een begrafenis begeleiden op de laatste dag van het jaar. Dat had ik, aan het begin van 2019, nooit kunnen bedenken. Wat is er dit jaar veel veranderd en ten goede gekeerd.
Nog geen twee jaar geleden kwam als aanvulling op grafisch ontwerpen, waarmee ik te weinig verdiende, het idee voor een nulurencontract in me op. Out of the blue was daar de gedachte: in de uitvaart. – Nu is dat m’n werk.
Bij de onderneming in Scheveningen krijg ik alle ruimte om mijn draai te vinden. Ik pas zowaar, na dertig jaar als eenmanszaak gewerkt te hebben, in een team. Ik had het nooit kunnen bedenken.
Daarnaast maakte ik een begin met de voorbereidingen voor ‘Cox Uitvaartbegeleiding’. Maar werd op een morgen wakker met ‘Égards Uitvaart’ in m’n hoofd.
Nu, aan het einde van het jaar, heb ik meerdere begrafenissen en crematies begeleid: in dienstverband en met collega’s voor de onderneming in Scheveningen en, als zelfstandig gevestigd uitvaartverzorger, met Égards.
– Het voelt alsof ik dit afgelopen jaar geland ben. Ik ben op m’n plek.
–
–
24 december 2019
Niet in de aula van een crematorium, maar in de familierouwkamer van de uitvaartonderneming in Scheveningen.
Met Égards begeleidde ik gisteren op die locatie een afscheid waarbij ik kon beschikken over alle aanwezige faciliteiten. Dit gaf mij de gelegenheid om samen met de nabestaanden alles zelf te doen. De familie verzorgde de frisdrank met kleine gebakjes erbij; de koffie en thee zette ik in de keuken.
Met ruim 35 mensen is er afscheid genomen. Dat gebeurde met de kist open. Ik heb me het afgelopen jaar regelmatig afgevraagd waarom ik dat nooit zag gebeuren. En hoe dat zou zijn als je de overledene eventueel zou kunnen zien – want achter het bloemstuk en ìn de kist, hoefde dat niet als je dat niet wilde.
Soms is een gesloten kist wenselijk. Maar een dichte kist kan ook ‘afwerend’ overkomen, ‘ontoegankelijk’. Met de kist open voelde het voor mij alsof de overledene meer aanwezig, alsof er meer mogelijkheid tot ‘interactie’ was.
En het vóór vertrek, met een klein aantal mensen, sluiten van de kist volgt dan, in als z’n onafwendbaarheid, toch ook als ‘logisch’. Want aansluitend heeft de familie de overledene zèlf – in besloten kring – naar het crematorium begeleid, waarbij de echtgenote met mij meereed in de rouwauto. Daar hebben zes kleinkinderen de kist op de schouders genomen en het laatste stuk gelopen.
Ook geen koffiekamer in het crematorium, maar samen eten in het restaurant van een van de dochters. Daar was van tevoren een maaltijd voorbereid waaraan, naast de familie, ook alle genodigden, die bij het afscheid in de familierouwkamer waren geweest, konden aanschuiven.
Van de bloemstukken hebben we genoeg boeketjes gemaakt voor iedereen om na afloop mee te nemen. Die zijn voor nu, nog even, de tastbare link naar het afscheid gisteren.
–
–
2 december 2019
Vandaag heb ik me weer ‘vormgever’ gevoeld… En dit keer geen grafisch vormgever.
Namens, en bijgestaan door, de onderneming in Scheveningen, begeleidde ik m’n eerste kerkelijke uitvaart die ik vorige week voorbereidde: kerk, dominee, organist, mannenkoor, volgauto’s, begraafplaats.
En er blijkt veel mogelijk om zo’n uitvaart er ‘mooi’ uit te laten zien. Dragers die met bloemstuk op de kist de kerk binnenkomen. En bij vertrek op de juiste plek in de kerk wachten tot de familie zich achter hen verzameld heeft. De kleinkinderen die de bloemstukken aangereikt krijgen. De stoet die zich zo vormt. Zich in beweging zet. Wat kan het gratie hebben..!
–
–
20 november 2019
‘Zo doen wij het altijd.’
Drie, vier keer maakte een aulamedewerkster begin deze week tijdens de voorbereidingen vlak voor een uitvaartdienst deze opmerking.
En daarmee onderstreepte ze onbedoeld - elke keer dat ze het zei - hoe belangrijk het is om bij alles wat ik op zo’n moment om me heen zie gebeuren en bij alles wat ik zelf doe, steeds alert te blijven en me af te vragen: gaat het goed? En: wat is er op dit moment nodig? En dat geldt ook voor m’n reactie op ‘Zo doen wij het altijd’.
En gelukkig deden ze het die middag níet zoals ze het altijd deden, maar: zoals het voor déze uitvaart passend was. Het ging zoals ik gehoopt had dat het voor deze familie zou gaan.
–
–
15 november 2019
Tijdens de opleiding tot uitvaartverzorger kregen we de vraag of je als uitvaartbegeleider het Onze Vader wel kon uitspreken als nabestaanden daarom vragen en geen dominee willen.
We discussieerden daar toen over, want je begeleidt de uitvaart en bent beslist geen geestelijke.
Vandaag was ik assistent bij een begrafenis en de uitvaartverzorger besprak vóóraf met mij een dergelijk verzoek van de familie. Voor hem voelde het niet goed om én de uitvaart te leiden én te spreken in de aula én het gebed uit te spreken bij het graf.
Met dank aan de opleiding was ik voorbereid op de praktijk. En ja: het klopt voor mij dat als ik oprecht ben in wat ik daar op die plek zeg en het ‘goed voelt’, ik wel degelijk het Onze Vader kan uitspreken.
–
Video: Uitvaartbegeleider worden: update #8 (over de naam en het logo) - 20 augustus 2019 (2:26) –
Video: Uitvaartbegeleider worden: update #7 (over de vormgeving van rouwbrieven) - 16 augustus 2019 (2:27) –
–
Den Haag, augustus 2018
Video (2:31): Zoals in dit ballet van Pina Bausch - dit gedeelte uit ‘Café Müller’ - zó hoop ik er te kunnen zijn, straks, als uitvaartbegeleider: obstakels op tijd weghalen zodat nabestaanden zich niet stoten.